Hier vind je vragen en antwoorden met betrekking tot techniek en de realisatie binnen de Regionale Energiestrategie (RES) van de Cleantech Regio.
Het Nationaal Programma RES (NP RES) heeft analysekaarten gemaakt van gebieden die op Europees en landelijk niveau zijn uitgesloten (bv. vanwege vliegverkeer). Verder kunnen nog provinciaal en lokaal meer en minder harde uitsluitingen gelden op basis van beleid. In de RES zijn (nog) geen onderzoeken gedaan naar de effecten van een windmolen op de directe omgeving (natuur, milieu, omwonenden). Voor dergelijke onderzoeken moet de locatie een stuk nauwkeuriger moet zijn dan nu het geval is. Deze onderzoeken zijn wel een onderdeel van het vervolg en kan zowel op regionale of lokale schaal uitgevoerd worden. De landelijke overheid reguleert windturbinegeluid op twee manieren. Via de milieuwetgeving zijn normen gesteld aan de hoeveelheid geluid die windturbines mogen veroorzaken. Deze normen bestaan uit vastgestelde maximum getalswaarden. Daarnaast is de overheid via de ruimtelijke ordeningswetgeving verplicht om zorg te dragen voor een goede ruimtelijke ordening. Bij de afweging om windturbine(s) ergens ruimtelijk mogelijk te maken, speelt de hoeveelheid geluid die een windturbine toevoegt aan de omgeving een rol. Naast de waarden uit de milieuwetgeving is er geen aanvullende getalsnorm verbonden aan wat maximaal aanvaardbaar is voor een goede ruimtelijke ordening. Bronnen van onafhankelijke informatie: Ministerie van Economische Zaken RVO Gemeente Lochem RIVM De belangenvereniging voor omwonenden windturbines.
In de verkenning voor de Concept RES is gerekend met 3 MW (Megawatt)-turbines. Het betreft hier geen keuze voor deze turbines, maar een afspraak om mee te rekenen. De zes Gelderse RES-regio’s en de provincie hebben afgesproken op basis van dezelfde parameters en brongegevens te werken en het EnergieTransitieModel (ETM) daarvoor als basis te nemen. Zoals gezegd wordt in deze berekening gebruik gemaakt van een windmolen van 3 MW.Een hogere turbine wekt meer energie per turbine op. Een keuze daarvoor kan betekenen dat eventueel minder windmolens nodig zijn. De uiteindelijke tiphoogte hangt dus samen met de keuze die worden gemaakt in het beleid maar ook met de definitieve keuze van de ontwikkelaar (per merk kunnen kenmerken verschillen). Volgens een ruwe schatting kun je stellen dat een 3 MW-turbine een tiphoogte van ca. 150 meter en een ashoogte van 100 meter heeft. Er bestaan echter ook turbines van 2,5 MW, 4,5 MW, 5 MW tot zelfs 11 MW. Deze laatste zijn overigens bedoeld voor op zee.
Er wordt gerekend met een gemiddeld vermogen van 300 Wp per zonnepaneel. Hiervoor geldt echter ook dat opstelling, weersomstandigheden en omvang veel uitmaken bij wat panelen opleveren. Daarnaast gaan de innovaties op het gebied van zonnepanelen behoorlijk hard. Belangrijk is dat de notie in de context van de RES, een resultaat is van verschillende variabelen en dus geen vaststaand gegeven.
In de Concept RES wordt uitgegaan van 138 windmolens of 1.227 ha zonnevelden voor de opwek van 1 TWh. Dat is de omrekenfactor van het Energie Transitie Model (ETM) van de provincie Gelderland.De zes Gelderse RES-regio’s en de provincie hebben afgesproken op basis van dezelfde parameters en brongegevens te werken met het ETM als basis. In dit model wordt de totale CO2 opgave in beeld gebracht evenals wat de impact is van scenario’s en maatregelen die worden genomen. Hiervoor worden dezelfde cijfers gehanteerd als bij het PBL.
Het energienet zoals dat er nu ligt, is uitgerold om energie naar huizen te brengen. Het energienet is niet ontwikkeld voor het terug leveren van energie aan het net. Daarnaast is er wet- en regelgeving vanuit het borgen van de energielevering, die bepaalde oplossingen nu nog in de weg staat. Dit betekent enerzijds dat er geïnvesteerd moet worden in het net om de transitie mogelijk te maken, anderzijds dat nieuwe ontwikkelingen wettelijk mogelijk worden gemaakt. De netbeheerders zijn in de regio, bij gemeenten en ook op landelijk niveau actief betrokken. Het vergroten van het energienet brengt grote kosten met zich meebrengt en heeft een lange ontwikkeltijd. Vanuit dit perspectief beschouwd is het wenselijk zo snel mogelijk en zo precies mogelijk te beslissen over locaties. Want in dat geval is het energienet een zo klein mogelijk belemmerende factor en kunnen investeringen doelmatig worden ingezet. Daarin speelt ook mee dat de kosten die worden gemaakt, worden betaald door de consument. Die kosten wil je niet onnodig laten toenemen. Daarom wordt het energienet nadrukkelijk meegenomen in de afweging maar wordt ook gekeken naar andere belangrijke afwegingen, zoals landschappelijke inpassing en draagvlak.
De gezamenlijke RES'sen in Nederland hebben als doel om in 2030 35 TWh aan duurzame energie op te wekken zodat we bijdragen aan de CO2 besparingsdoelstelling van 49%. In de periode 2030-2050 moeten we nog eens zoveel CO2 besparen. De opdracht aan de RES-en is niet om de gehele opgave te realiseren maar te onderzoeken wat er kan voor 2030. Daarvoor wordt gebruikt gemaakt van bewezen technieken omdat die direct inzetbaar zijn. Nieuwe technieken zijn niet op tijd en/of niet grootschalig genoeg inzetbaar voor 2030. Dat wil niet zeggen dat deze ontwikkelingen geen invloed kunnen hebben op de strategie, maar die krijgen daar nu geen plek in. De RES wordt iedere twee jaar herijkt.
Na de RES 1.0 volgt over twee jaar de RES 2.0 en zo verder. Deze herijking is bedoeld om de RES te actualiseren. Hierbij kunnen nieuwe technieken, indien beschikbaar en effectief, in de toekomst worden meegenomen. Daarnaast is het van belang om te beseffen dat windturbines en zonopstellingen tijdelijke installaties zijn, alleen al vanwege hun levensduur. Het ontwikkelen van nieuwe technieken kan daarnaast zorgen voor een hogere opbrengst en misschien zelfs tot heel andere mogelijkheden die we nu nog niet kennen. Specifiek over alternatieve mogelijkheden het volgende: Kernenergie: het bouwen en ontwikkelen van kernenergie is een langdurig en zeer kostbaar traject. Vanwege de risico’s is dit niet een besluit dat op regionaal niveau wordt genomen. Wordt hiertoe landelijk wel besloten, dan zal dit niet voor 2030 gerealiseerd kunnen worden. Waterstof: waterstof is een energiedrager en geen energiebron. Het is daarmee interessant als opslagmedium, om opgewekte energie in op te slaan. Daar worden momenteel zowel binnen de Cleantech Regio als in Nederland veel pilots mee gedaan.
Met name op de impact die de huidige beperkingen van het energienet heeft op besluitvorming tav. wind en zon, wordt hoopvol naar deze ontwikkeling gekeken. Daarnaast is waterstof interessant voor de warmtetransitie en mobiliteitstransitie. Dit is van groot belang, maar de RES gaat over wat er mogelijk is aan hernieuwbare energie. Tot slot is het van belang om te beseffen dat voor de productie van waterstof veel energie nodig is die niet van fossiele brandstoffen moet komen. Voor de grootschalige inzet van waterstof is dus ook veel hernieuwbare energie nodig (groen waterstof). Biomassa: In de energiemix zoals die is voorzien van de Cleantech Regio, is voor biomassa een kleine rol weggelegd voor de warmtetransitie en niet voor de productie van energie. Geothermie: het benutten van aardwarmte is een optie voor een andere bron van warmte dan elektrisch of gas. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling en over welke afstand het getransporteerd moet worden. Het gaat dus niet om energieproductie.
Netbeheerder Alliander neemt als samenwerkingspartner deel aan de RES in de Cleantech Regio. Zij denken en bouwen mee aan de RES en zijn actief in de werkgroepen en in de Stuurgroep. Zij adviseren de Stuurgroep RES van de Cleantech Regio tijdens het maken van de bestuurlijke afwegingen over de mogelijke impact van de RES op het energienet en stemmen ook bovenregionaal af met andere netbeheerders.In de RES 1.0 wordt een netimpactrapportage opgenomen. Deze netimpactrapportage wordt als bijlage toegevoegd aan de stukken om aan te bieden aan het Rijk. Dit betreft een rapport opgesteld door Alliander. Het rapport geeft de kansen en knelpunten op het net weer op basis van de opgestelde strategie in de RES 1.0.
We onderzoeken nu wat we kunnen realiseren vóór 2030. Daarvoor maken we gebruik van bewezen technieken als windmolens, zonneparken en zonnepanelen op daken, omdat die direct inzetbaar zijn. Nieuwe technieken zijn niet op tijd en/of niet grootschalig genoeg inzetbaar vóór 2030. Wel kunnen deze ontwikkelingen invloed hebben op de strategie. In nieuwe versies van de RES kunnen nieuwe energiebronnen dus wel een plek krijgen.
Het netwerk transporteert energie en kan in zichzelf geen energie opslaan. Daarvoor zijn andere middelen nodig zoals een batterij, accu, bodeminstallatie of waterstof.